Van ‘dat mag niet’ naar ‘dat regelen we samen’

Van ‘dat mag niet’ naar ‘dat regelen we samen’

14 mei 2019

Wie verzint zoiets
Een paar weken geleden las ik een column van Tommy Wieringa. Hij beschrijft daarin de situatie dat hij wordt aangesproken door een ambtenaar van de provincie. Wieringa’s bootje ligt vastgemaakt aan een boom in het water voor zijn huis. ‘Dat mag niet’ zegt de ambtenaar. Waarom dat precies niet mag, wordt in de column niet duidelijk. Het bootje mag wel vastgemaakt worden aan een ijzeren paaltje dat een stukje verderop staat. Detail: de boom waaraan het bootje is vastgemaakt heeft Wieringa zelf geplant. Hij vraagt zich verbaasd af “welke gek zoiets verzint”.

De overheid als bureaucratisch monster. “Ze” vragen je niet waarom je iets doet. “Ze” leggen niet uit wat de reden achter een verbod is. Ze zeggen: “het is verboden dus het mag niet”.

Mierenneuken of meedenken
Mij intrigeren dit soort voorbeelden. Ik wil dan graag weten wat erachter zit. Een regel heeft natuurlijk een bedoeling, namelijk bescherming van een bepaald belang. Dat kan een algemeen belang zijn. In het voorbeeld van Tommy Wieringa zou dat bijvoorbeeld de bescherming van bomen kunnen zijn. En soms is dat het belang van anderen (als de boom op grond van een ander staat bijvoorbeeld).

Het gesprek zou daar over moeten gaan. Welk belang is er op dit moment gediend bij het handhaven van de regel.

Helaas komt het regelmatig niet zo ver. Bijvoorbeeld als je zoals Wieringa de pech hebt aan te lopen tegen het type mens van: ‘zo zijn de regels nu eenmaal; die gelden altijd en overal en dus ook voor u’. Einde discussie. Het systeem wint het dan van de redelijkheid, ook in situaties waar toepassing van de regel nergens op slaat.

Vaak gaan ambtenaren wel op zoek naar een oplossing. Naar een juridisch correcte én werkbare toepassing. En komen ze daar soms niet uit.

Het dilemma
Soms is het duidelijk. Als in het voorbeeld van Tommy Wieringa de bescherming van de boom het belang is dat met het verbod wordt nagestreefd lijkt dat nogal onzinnig. Hij heeft de boom immers zelf geplant.

Lastiger wordt het in een situatie waarin ook het belang van bijvoorbeeld buren mee speelt. Want wat redelijk is voor de één is wellicht onredelijk voor de ander. De uitbouw van het huis van mijn buren kan hinder (bijvoorbeeld schaduw) voor mij opleveren. Wie bepaalt dan wat redelijk is?

Vaak spelen er ook nog andere zaken. Jaren geleden was ik als jurist van een gemeente betrokken bij een bezwaarprocedure tegen de bouw van een dakkapel. De buren hadden bezwaar gemaakt. Om hun bezwaar kracht bij te zetten hadden zij handtekeningen verzameld van andere bewoners in de straat. Er stonden wel 20 handtekeningen op.

De aanvrager van de vergunning liet dat niet op zich zitten. Ook hij haalde handtekeningen op. Ongeveer net zoveel. Bij analyse van de handtekeningenlijst bleek dat ca. 80% van de handtekeningen zowel op de ene als op de andere lijst stond. Het ging niet om de dakkapel, maar om loyaliteit naar de buurtgenoten. Beider overwegingen klonken de overige mensen in de straat blijkbaar heel redelijk in de oren.

Regelruimte
Dat is een soort heilige graal waar alle overheden naar op zoek zijn. Vormgeving van het gebied tussen regels om de regels en grenzeloosheid.

Nu worden vergunningverleners, handhavers, etc. vaak op pad gestuurd met een stelsel aan regels: dit mag wel en dat mag niet. Soms tot in bizarre details uitgewerkt.

Aan de andere kant van het perspectief staat volledige vrijheid: doe maar wat. In het ruimtelijk beleid worden dit vaak Belgische toestanden genoemd (de ‘verrommeling’ van het landschap als schrikbeeld).

Wat dan wel? Volgens mij is regelruimte het werkelijke antwoord. Grenzen waarbinnen een gebied van vrijheid wordt gedefinieerd. En dan niet alleen voor de inhoudelijk afweging van wat wel of niet mag, maar een daadwerkelijk vrij gebied waar de overheid terugtreedt. Waarin buren bijvoorbeeld met elkaar in gesprek gaan over hun belangen. En hoe ze daar gezamenlijk vorm aan willen en kunnen geven.

De nieuwe Omgevingswet is gebaseerd op dit gedachtengoed. De gemeente biedt ruimte voor het gebruik van de omgeving [2]. En de initiatiefnemer (bijv. voor een bouwplan) moet zelf contact hebben met belanghebbenden (bijvoorbeeld de buren).

Haalbaar of utopie
Mijn hoop is dat dit leidt tot minder bureaucratie opgelegd door de overheid en meer zelfbeschikking van andere partijen, waardoor de verhouding tussen overheid en die partijen een gelijkwaardige wordt.

Vergunningsafdelingen worden kleiner. Gemeenten beperken zich tot toezicht: blijven de ontwikkelingen binnen de aangegeven grenzen? Mooi! En als dat niet het geval is denken ze mee over hoe de grenzen kunnen worden gehandhaafd, en het algemeen belang wordt

gediend. Zo nodig treden deze toezichthouders coachend op bij verschillen van mening tussen de verschillende belanghebbenden.

Haalbaar? Of (nu nog) utopie? Wordt de vrije ruimte in de praktijk straks zodanig ingeperkt dat toch meestal een vergunning nodig is. Of wordt de ruimte zodanig complex beschreven dat initiatiefnemers hun plannen voor de zekerheid toch maar voor gaan leggen aan de gemeente als een soort “toets”, ook als er in principe geen vergunning nodig is?

Gedrag
Als iemand die opgeleid is tot jurist onderschrijf ik het belang van regelgeving. In regels worden waarborgen vastgelegd. Het gedachtengoed van de Omgevingswet helpt bij het opbouwen van andere verhoudingen. Maar dat is zeker niet voldoende.

Wetten leiden lang niet altijd tot beoogd gedrag. En nog meer dan andere of nog meer regels is ander gedrag nodig. Gedrag waaruit blijkt dat de overheid zich niet automatisch als de bepalende partij opstelt, maar veel vaker als één van de partijen. Gelijkwaardig, waarin samen naar oplossingen wordt gezocht.

De ambtenaar die met Wieringa sprak had geen Omgevingswet nodig om tot ander gedrag te komen. Hij had zich ook af kunnen vragen of het in dit geval nodig was om iets van de wijze van bevestiging van het bootje te zeggen. Of als er echt dingen mis zouden kunnen gaan als het bootje aan de boom vastgelegd bleef, had hij in ieder geval zijn visie uit kunnen leggen. En dan samen met Wieringa een andere oplossing kunnen bedenken.

Wilco van Egmond
Ik ben trainer/adviseur/interimmer voor Vitale Overheid. Met veel plezier werk ik samen met mensen binnen overheden, aan vraagstukken die gaan over samenwerking in het krachtenveld van samenleving, politiek, bestuur en ambtelijke organisatie.

Geïnteresseerd om verder te praten over de ontwikkeling van jouw organisatie? Neem contact op via wilco@vitaleoverheid.nl of bel 06 – 50 26 61 75.

 

[1] https://www.nrc.nl/nieuws/2019/04/13/kleine-oorlog-a3956811

[2] In de terminologie van de nieuwe Omgevingswet heet dit gebruiksruimte: de binnen een gebied aanwezige juridische ruimte voor activiteiten in de fysieke leefomgeving. De gebruiksruimte is bedoeld om activiteiten in de fysieke leefomgeving mogelijk te maken zonder dat de doelen voor een goede kwaliteit van de fysieke leefomgeving in het gedrang komen. Bij de gebruiksruimte en de verdeling hiervan gaat het dus om de balans tussen beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Bron: www.aandeslagmetomgevingswet.nl).

Wilco van Egmond

Wilco van Egmond

Wilco van Egmond is 30 jaar actief binnen de overheid. Als (interim) manager, trainer, adviseur en mentor. Met ingang van 2018 is hij gestart met Vitale Overheid. Vitale Overheid is een actieve en enthousiaste partner bij vernieuwing en ontwikkeling binnen overheden. Wij begeleiden trainings- en implementatietrajecten binnen overheidsorganisaties.

Ook verzorgen wij open-inschrijving opleidingstrajecten voor overheidsprofessionals.


Op de hoogte gehouden worden?

Op de hoogte gehouden worden?

Ontvang updates over nieuwe trainingen. Wij houden je op de hoogte van nieuwe data.

Naam

  • Ervaren en up-to-date
  • Laagdrempelig en deskundig
  • Praktijkgericht en praktisch
© Copyright Vitale Overheid 2024 Gebouwd door Saam' uit Groningen